Toepassing bedrijfsopvolgingsregeling

De Successiewet kent een bijzondere faciliteit voor de schenking en vererving van ondernemingsvermogen. Deze bedrijfsopvolgingsregeling houdt in dat ondernemingsvermogen is vrijgesteld tot een bedrag van € 1 miljoen en daarboven voor 83% is vrijgesteld. De faciliteit geldt ook voor aandelen die een aanmerkelijk belang vormen in een NV of BV die een onderneming drijft. De faciliteit is beperkt tot het ondernemingsvermogen van een vennootschap. Beleggingen van de vennootschap blijven buiten beschouwing; dat deel van de waarde van de aandelen is bij schenking of vererving onderdeel van de belaste verkrijging.

De Belastingdienst merkte een belang van bijna 7% in een houdstermaatschappij slechts ten dele aan als ondernemingsvermogen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling. De houdstermaatschappij had belangen in diverse vennootschappen, waaronder een belang van 70% in een limited. De activiteiten van de limited lagen in het verlengde van de activiteiten van de houdstermaatschappij. Het belang in de limited vormde geen indirect aanmerkelijk belang voor de aandeelhouder in de houdstermaatschappij. Op grond van de Successiewet worden de bezittingen en schulden van een indirect aanmerkelijk belang toegerekend aan een houdstermaatschappij. Daarna wordt met toepassing van de regels van de vermogensetikettering bepaald of de toegerekende vermogensbestanddelen ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen vormen. Omdat het belang in de limited geen indirect aanmerkelijk belang vormde, vond geen toerekening van de vermogensbestanddelen aan de houdstermaatschappij plaats en moest de waarde van het aandelenbelang volgens de Belastingdienst buiten toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling blijven.

Volgens de Hoge Raad moeten ook de vermogensbestanddelen van de houdstermaatschappij zelf worden geëtiketteerd. Met behulp van de vermogensetiketteringsregels kunnen zij tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om een aandelenbelang anders te behandelen dan andere vermogensbestanddelen van een houdstermaatschappij. Op deze manier wordt vermogen in een vennootschap zoveel mogelijk gelijk behandeld als vermogen van de erflater zelf.
Omdat het belang in de limited paste binnen de bedrijfsactiviteiten van de houdstermaatschappij kon het belang in de limited tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. De bedrijfsopvolgingsregeling was in dit geval van toepassing op de volledige waarde van de aandelen in de houdstermaatschappij.

Bericht auteur