Wanneer een bestuursorgaan zoals de Belastingdienst te laat is met het nemen van een beslissing kan een dwangsom worden verbeurd. Daarvoor is een schriftelijke ingebrekestelling nodig. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten de eisen opgesomd waaraan een ingebrekestelling moet voldoen. Het gebruik van de termen “aanmanen” of “in gebreke stellen” is niet nodig. Wel moet in de brief duidelijk worden gemaakt:
- op welke aanvraag de ingebrekestelling betrekking heeft;
- dat de belanghebbende vindt dat het bestuursorgaan te laat op de aanvraag heeft beslist en
- dat hij erop aandringt dat deze beslissing alsnog wordt genomen.
In een procedure voor Hof Den Bosch was ondermeer in geschil of de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd omdat hij te laat was met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift. Het hof was van oordeel dat een door de belanghebbende aan de inspecteur gezonden brief voldeed aan de eisen die aan een ingebrekestelling worden gesteld. Dat oordeel leidde tot de conclusie dat de inspecteur inderdaad een dwangsom heeft verbeurd. De staatssecretaris van Financiën kon zich niet vinden in dit oordeel en heeft beroep in cassatie ingesteld. De door het hof als ingebrekestelling aangemerkte brief voldeed niet aan de derde voorwaarde. De belanghebbende heeft in deze brief niet aangedrongen bij de inspecteur op het doen van uitspraak op zijn bezwaar. De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Den Bosch op dit onderdeel vernietigd.
Hof Amsterdam oordeelde in een procedure dat de onderdelen van een ingebrekestelling kunnen zijn verwerkt in verschillende brieven. Zodra de brief met het laatste onderdeel is verstuurd is de ingebrekestelling volgens het hof perfect geworden. Deze opvatting is niet juist. Voor een ingebrekestelling is vereist dat in één brief aan alle voorwaarden is voldaan. De Hoge Raad heeft ook de uitspraak van Hof Amsterdam vernietigd op het onderdeel van de dwangsom.