Dat het kabinet af wil van de VAR-verklaring werd duidelijk door het wetsvoorstel invoering Beschikking geen loonheffingen (BGL). Doel van de BGL was onder andere het creëren van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor zowel opdrachtnemer als opdrachtgever voor het niet afdragen van loonheffingen. Het wetsvoorstel heeft tot veel kritiek geleid, waardoor Wiebes in een brief aan de Tweede Kamer met een alternatief komt.
Dit alternatief houdt in dat zowel belangenorganisaties van opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel als individuele opdrachtgevers en zzp’ers hun overeenkomsten kunnen voorleggen aan de Belastingdienst. Die beoordeelt dan of er loonheffing moet worden afdragen voor de opdrachtnemer. Als de Belastingdienst de overeenkomst goedkeurt, heeft de opdrachtgever zekerheid dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden. De voorwaarde is wel dat er ook daadwerkelijk conform de afspraken in die overeenkomst wordt gewerkt. Blijkt in de praktijk dat er niet volgens de overeenkomst wordt gewerkt, dan kan de Belastingdienst een naheffing met boete opleggen voor de verschuldigde loonheffingen.
De goedkeuring telt voor een periode van 5 jaar. Er is dan verder geen VAR-verklaring meer nodig.
Een goedgekeurde overeenkomst wordt vervolgens – geanonimiseerd – op de site van de Belastingdienst gepubliceerd, zodat deze ook door anderen kan worden gebruikt. Als deze overeenkomst wordt gebruikt, hoeft deze niet opnieuw getoetst te worden door de Belastingdienst. Daarnaast maakt de Belastingdienst zelf enkele voorbeeldovereenkomsten.
Het alternatief wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer. De gewenste ingangsdatum is 1 januari 2016, maar daar is nog geen zekerheid over te geven. Tot die tijd blijft de huidige VAR-systematiek gehandhaafd.